From 1 - 10 / 118
  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." De Grondmechanische kaart 15.2.1-4 Kallo, Plaat IV: Dikte van het kwartair zandkomplex, schaal 1:10000. Verklarende tekst Grondmechanische kaart 15.2.1-4 Kallo (I. Bolle onder leiding van E. De Beer, W. De Breuck en W. Van Impe).

  • Contourenkaart van de actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid zoals vastgesteld in de herstelprogrammas voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Centraal Vlaams Systeem, het Brulandkrijtsysteem en het Sokkelsysteem (2016-2021)

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." De Grondmechanische kaart 7.7.5-8 Ekeren-Zuid, Plaat III: Dikte van het alluvium, schaal 1:10000. Verklarende tekst Grondmechanische kaart 7.7.5-8 Ekeren-Zuid (I. Bolle en I. Meyus onder leiding van E. De Beer, W. De Breuck en W. Van Impe).

  • Een informele hydrogeologische stratigrafie van een boring geeft, op basis van de (gecodeerde) lithologie, een indeling weer naar de al dan niet watervoerende eigenschappen van een bepaald beschreven diepte-interval. Het verschil met de hydrogeologische stratigrafie is dat voor de informele hydrogeologische stratigrafie geen algemene standaard gebruikt wordt. Bij de hydrogeologische stratigrafie wordt de Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen (HCOV). Deze kan beschouwd worden als de officiele hydrogeologische codering voor het Vlaams Gewest.

  • Bodemerosie leidt tot sedimenttransport doorheen het landschap totdat sedimentatie op het land optreedt of de sedimentstroom waterlopen, grachten of riolering bereikt. Deze datalaag geeft de gebieden met de gemodelleerde specifieke sedimentaanvoer naar waterlopen van de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA), grachten en riolering weer, uitgedrukt in ton sediment die per hectare gemiddeld jaarlijks het watersysteem bereikt. Hiertoe wordt de totale sedimentaanvoer in het gebied gedeeld door de oppervlakte van het gebied. De gebiedsindeling is gebaseerd op de intermediaire afstroomgebieden (A1-gebieden), zoals afgebakend door de VMM in het kader van de Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027. De modellering werd uitgevoerd met het CN-WS model versie 4.2.3 in combinatie met pycnws versie 0.5.9. De doorrekening gebeurde op schaal Vlaanderen op een resolutie van 20 m. Deze datalaag vormt een indicatie van de gemiddelde sedimentaanvoer berekend met een gemiddelde neerslagerosiviteitsfactor van de laatste 30 jaar. Het scenario A werd toegepast, waarbij landbouwpercelen als grasland worden beschouwd wanneer deze minstens 2 opeenvolgende jaren een permanente gewasbedekking kennen. Alle andere landbouwpercelen worden als een gemiddeld akkerland beschouwd. De modellering is gebaseerd op de landbouwpercelenkaart van 2022. Er werd rekening gehouden met de erosiebestrijdingsmaatregelen die gerealiseerd waren in 2022 via beheerovereenkomsten of via kleinschalige erosiebestrijdingswerken. Lokaal kunnen de gemodelleerde waarden afwijken van de reële waarden, gezien elke modellering slechts een benadering van de werkelijkheid is. Er kan bovendien enkel rekening gehouden worden met de inputdata die beschikbaar zijn en een onderdeel zijn van het model.

  • Het betreft de datapunten van de twee meetcampagnes (2014 en 2017) van het elektromagnetisch onderzoek vanuit de lucht. De eerste campagne werd uitgevoerd aan de Oostkust (Knokke-Heist, Brugge en Damme) in april 2014 waarbij de weerstand van de ondergrond werd bepaald. Een helikopter vloog toen parallelle lijnen met een tussenafstand van 250m, met uitzondering van het Zwin waar een tussenafstand van 100m werd gehanteerd. De tweede campagne werd uitgevoerd in het kader van het Europese TOPSOIL project. In juli 2017 werden het Westelijk en Centraal kustgebied (Franse grens tot Boudewijnkanaal), het Meetjesland en Linkerscheldeoever in kaart gebracht. Voor het deelgebied Linkerscheldeoever werd samengewerkt met MOW-afdeling Maritieme Toegang, het Havenbedrijf Antwerpen, Maatschappij Linkerscheldeoever en het Agentschap voor Natuur en Bos. Bij dit onderzoek vloog een helikopter parallelle lijnen met een tussenafstand van ca. 250m. De data van beide meetcampagnes werd gebruikt om de verziltingskaart 2014/2017 op te maken en geeft aan waar effectief gemeten werd. Bij de datapunten horen ook verticale profielen langs de vlieglijn die de saliniteit van het grondwater weergeven. Voor de interpretatie wordt naast de saliniteit ook de bulk resistiviteit (in ohm.m), de lithologie, en de stratigrafie weergegeven. In de figuren zijn regelmatig onderbrekingen zichtbaar, op deze locaties kon de helikopter geen betrouwbare meting verrichten. De horizontale resolutie van deze figuren is de meetresolutie van de helikopter, met ongeveer een meting per 20 à 40m. De verticale resolutie is de laagindeling volgens de gebruikte inversiemethode.

  • De hydrostratigrafie geeft, op basis van de (gecodeerde) lithologie, een indeling weer naar de al dan niet watervoerende eigenschappen van een bepaald beschreven diepte-interval. Deze interpretatie respecteert de lithostratigrafie van het Tertiair, maar deelt deze anders in. De hiervoor gebruikte standaard is de 2e versie van de Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen (HCOV). Deze kan beschouwd worden als de officiële hydrogeologische codering voor het Vlaams Gewest.

  • Deze kaarten zijn rasterkaarten (grids) die de gemiddelde warmtegeleidbaarheid in Vlaanderen over 100 m diepte, tot de vaste rots of tot de gekarteerde diepte voorstellen. Voor de schatting van de warmtegeleidbaarheid werd beslist het HCOV-model te gebruiken. De toegepaste methodologie deelt de verschillende hydrogeologische lagen op in een bepaald aantal categorieën volgens het grondtype waaruit de laag hoofdzakelijk bestaat. Aan elke categorie werd op basis van literatuurgegevens een realistische gemiddelde waarde voor de thermische geleidbaarheid toegekend. Deze waarden werden verder getoetst door middel van een kalibratie aan de hand van meer dan 15 beschikbare TRT's, willekeurig in Vlaanderen uitgevoerd in het kader van reële bouwprojecten.

  • De serie omvat volgende kaartlagen: Dieptecriterium voor speciale beschermingszones - rubriek 53.8 - VLAREM-trein 2013 Dieptecriteria voor rubriek 55.1 - VLAREM-trein 2013 - verticale boring Dieptecriteria voor rubriek 53.8- VLAREM-trein 2013 - winning van grondwater

  • Wanneer een boring wordt uitgevoerd wordt er een beschrijving gemaakt van het materiaal dat men aangeboord heeft. Men beschrijft de textuur, het soort materiaal, de kleur, mineralen, fossielen, ... per diepte-interval. Dit kan zowel op het veld gebeuren als achteraf indien de stalen bewaard worden. Deze beschrijvingen kunnen gedaan worden door bijvoorbeeld de boormeester of door een geoloog. Meestal wordt de boring beschreven per diepte-interval waarover men hetzelfde materiaal herkent. De mate van detail van de beschrijving kan afhankelijk zijn van het doeleinde waarvoor men de boring uitvoert of wie de beschrijving doet: is het om een geologische kaart te maken, dienen er monsters genomen te worden voor laboratoriumanalyses, ... In DOV worden de beschrijvingen van ontsluitingen boven het aardoppervlak, aangeduid als boringen met diepte 0 m, beschreven van 0 m tot 0 m.