From 1 - 10 / 28
  • De kaart geeft de diepte weer van het 6 Ωm grensvlak in meter ten opzichte van het maaiveld. Dit grensvlak kan beschouwd worden als het grensvlak tussen zoet en zout grondwater. Door de kaart samen met de datapunten te visualiseren weet men waar effectief gemeten werd en waar geïnterpoleerd werd. De kaart is het resultaat van elektromagnetische metingen die vanuit de lucht uitgevoerd werden in april 2014. Hierbij werd de weerstand van de ondergrond bepaald. Het 6 Ωm grensvlak werd hieruit afgeleid. Resistiviteiten (of weerstanden) van de ondergrond kleiner dan 6 Ωm kunnen vrijwel steeds worden toegeschreven aan de aanwezigheid van brak of zout grondwater. De kaart is richtinggevend en geeft een globaal beeld van de ruimtelijke verdeling van verzilte en niet verzilte sedimenten in de oostelijke kustvlakte. Om de lokale saliniteitsverdeling en lithologische variatie gedetailleerd te kennen is verder onderzoek door de eindgebruiker noodzakelijk.

  • De actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid, zoals vastgesteld in de herstelprogrammas van het Paleoceen Aquifersysteem (SS_1000_GWL_1 en SS_1000_GWL_2 en BLKS_1000_GWL_2s) voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Sokkelsysteem (2016-2021)

  • De actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid, zoals vastgesteld in de herstelprogrammas van het Krijt Aquifersysteem en het Cambro-Siluur Massief van Brabant (SS_1300_GWL_2, SS_1300_GWL_3, SS_1300_GWL_4, SS_1300_GWL_5 en BLKS_1100_GWL_2s) voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Sokkelsysteem (2016-2021)

  • De actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid, zoals vastgesteld in de herstelprogrammas van het Oligoceen Aquifersysteem (Grondwaterlichamen CVS_0400_GWL_1 en BLKS_0400_GWL_2s) voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Centraal Vlaams Systeem en het Brulandkrijtsysteem (2016-2021)

  • Contourenkaart van de actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid zoals vastgesteld in de herstelprogrammas voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Centraal Vlaams Systeem, het Brulandkrijtsysteem en het Sokkelsysteem (2016-2021)

  • De actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid, zoals vastgesteld in de herstelprogrammas van het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem en Ieperiaan aquifer (Grondwaterlichamen CVS_0600_GWL_2, CVS_0800_GWL_2 en BLKS_0600_GWL_2s) voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Centraal Vlaams Systeem en het Brulandkrijtsysteem (2016-2021)

  • Bepaalde percelen met een lage erosiegevoeligheid op de potentiële bodemerosiekaart kunnen door hun specifieke ligging toch een belangrijke rol spelen in de bodemerosieproblematiek. Zo kunnen licht hellende gronden bovenop een plateau (plateaugronden) aan de bron liggen van bodemerosie op de eronder liggende percelen doordat zij afstromend water genereren. Valleigronden daarentegen ontvangen veel water van hoger gelegen percelen en kunnen daardoor getroffen worden door ernstige bodemerosie ondanks hun intrinsieke lage erosiegevoeligheid. Dergelijke percelen kunnen op aanvraag ingedeeld worden als 'andere erosiegerelateerde gronden'. Aan deze percelen wordt dan een code A toegekend. Daardoor wordt het mogelijk een beheerovereenkomst erosiebestrijding af te sluiten. Deze datalaag bevat de meest recente afbakeningen van andere erosiegerelateerde gronden in de vorm van geografische eenheden. De afbakening is onafhankelijk van de jaarlijks wijzigende perceelsgrenzen. Alle huidige en toekomstige percelen met een zeer lage tot verwaarloosbare bodemerosie die binnen de 'andere erosiegerelateerde gronden' vallen, krijgen automatisch de code A toegewezen.

  • De kaart geeft de diepte weer van het 6 Ωm grensvlak in meter ten opzichte van het maaiveld. Dit grensvlak kan beschouwd worden als het grensvlak tussen zoet en zout grondwater. Door de kaart samen met de datapunten te visualiseren weet men waar effectief gemeten werd en waar geïnterpoleerd werd. De kaart is het resultaat van elektromagnetische metingen die vanuit de lucht uitgevoerd werden in april 2014. Hierbij werd de weerstand van de ondergrond bepaald. Het 6 Ωm grensvlak werd hieruit afgeleid. Resistiviteiten (of weerstanden) van de ondergrond kleiner dan 6 Ωm kunnen vrijwel steeds worden toegeschreven aan de aanwezigheid van brak of zout grondwater. De kaart is richtinggevend en geeft een globaal beeld van de ruimtelijke verdeling van verzilte en niet verzilte sedimenten in de oostelijke kustvlakte. Om de lokale saliniteitsverdeling en lithologische variatie gedetailleerd te kennen is verder onderzoek door de eindgebruiker noodzakelijk.

  • Deze kaartlaag geeft de voorkomensgrenzen weer van de verschillende geologische eenheden van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (G3Dv2). De gemodelleerde eenheden gaan van het Quartair tot en met de top van het Cambrium-Ordovicium-Siluur. De voorkomensgrenzen geven per gemodelleerde eenheid weer waar de sedimenten voorkomen, althans waar ze gemodelleerd zijn. Het Geologisch 3D model is opgemaakt in het kader van de beheersovereenkomst van de Vlaamse overheid met VITO, onder de noemer VLAKO, in opdracht van het departement LNE - Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen.

  • Deze metadataset omvat de metadata van de sinds 2013 jaarlijks aangemaakte datasets met betrekking tot de andere erosiegerelateerde gronden. Bepaalde percelen met een lage erosiegevoeligheid op de potentiële bodemerosiekaart kunnen door hun specifieke ligging toch een belangrijke rol spelen in de bodemerosieproblematiek. Zo kunnen licht hellende gronden bovenop een plateau (plateaugronden) aan de bron liggen van bodemerosie op de eronder liggende percelen doordat zij afstromend water genereren. Valleigronden daarentegen ontvangen veel water van hoger gelegen percelen en kunnen daardoor getroffen worden door ernstige bodemerosie ondanks hun intrinsieke lage erosiegevoeligheid. Dergelijke percelen kunnen op aanvraag ingedeeld worden als 'andere erosiegerelateerde gronden'. Aan deze percelen wordt dan een code A toegekend. Daardoor wordt het mogelijk een beheerovereenkomst erosiebestrijding af te sluiten.De afbakening is onafhankelijk van de jaarlijks wijzigende perceelsgrenzen. Alle huidige en toekomstige percelen met een zeer lage tot verwaarloosbare bodemerosie die binnen de 'andere erosiegerelateerde gronden' vallen, krijgen automatisch de code A toegewezen.