From 1 - 10 / 115
  • De voorkomensgrenzen geven per gemodelleerd pakket weer waar de sedimenten voorkomen, althans waar ze gemodelleerd zijn. Het Geologisch 3D model is opgemaakt in het kader van de beheersovereenkomst van de Vlaamse overheid met VITO, onder de noemer VLAKO, in opdracht van het departement LNE - Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen.

  • Dit zijn de kaarten met de waarnemingen door de basis van de verschillende pakketten, zoals gedefinieerd in het Geologisch 3D model van de Vlaamse ondergrond. Deze waarnemingen zijn meestal boringen, soms ook sonderingen. De shapefiles bevatten per eenheid en per boring de diepte van de basis van de eenheid in meters t.o.v. de start van de boring. De Roerdalslenk werd gemodelleerd aan de hand van seismische data, gecorreleerd met 1 boring. Het Geologisch 3D model is opgemaakt in het kader van de beheersovereenkomst van de Vlaamse overheid met VITO, onder de noemer VLAKO, in opdracht van het departement LNE - Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen.

  • De kaart, gebaseerd op de helikoptermetingen van 2014 en 2017, geeft een inschatting weer van de diepte van het grensvlak tussen zoet en brak grondwater in meter ten opzichte van maaiveld. Rekening houdende met de onzekerheid op de metingen werden twee versies van de verziltingskaart opgemaakt: 1. Een conservatieve schatting van de diepte van het grensvlak waarbij wordt uitgegaan van een kans van 96% dat er zoet grondwater boven dit grensvlak wordt aangetroffen. 2. Een optimistische schatting van de diepte van het grensvlak waarbij wordt uitgegaan van een kans van 89% dat er zoet grondwater boven dit grensvlak wordt aangetroffen. Zoet water betekent een geleidbaarheid kleiner dan 2000 µS/cm. Het is aangewezen beide grensvlakken te raadplegen om een inschatting te maken van de zoet-brakwaterverdeling op een bepaalde locatie. Daarnaast zijn de datapunten beschikbaar (“verziltingskaart_2014/2017_helikoptermetingen”) zodat kan nagegaan worden waar effectief gemeten werd en waar geïnterpoleerd werd. De datapunten liggen op vlieglijnen waarbij een verticaal profiel raadpleegbaar is met weergave van de saliniteit, de bulk resistiviteit, de lithologie en de stratigrafie. Op de profielen is de grens tussen zoet en brak (optimistisch en conservatief) en tussen brak en zout grondwater zichtbaar. De grens tussen brak en zout grondwater wordt gedefinieerd als 25000 µS/cm. Wegens bebouwing en andere obstakels konden bepaalde zones binnen het kust- en poldergebied niet gemeten worden. Voor deze gebieden kan men terugvallen op de verziltingkaart uit 1974.

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." Verklarende tekst Grondmechanische kaart 14.5.8 Gent-Evergem (M. Buysse, Ph. Van Burm en J. Maertens onder leiding van E. De Beer, W. De Breuck en W. Van Impe).

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." Verklarende tekst Grondmechanische kaart 15.3.5 Zwijndrecht-Zuid (Ph. Van Burm en J. Maertens onder leiding van E. De Beer en W. De Breuck).

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." Verklarende tekst Grondmechanische kaart 15.4.5 Antwerpen-Deurne-Noord (Ph. Van Burm en J. Maertens onder leiding van E. De Beer, W. De Breuck en W. Van Impe).

  • De thermische geleidbaarheidskaarten van de Vlaamse ondergrond, in opdracht van de Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond en Natuurlijke Rijkdommen, geven de thermische geleidbaarheid van de Vlaamse ondergrond tot een diepte van 100m of tot op de vaste rots. Deze opdracht is erop gericht om de ontbrekende geologische formaties, ten opzichte van een eerdere opdracht in 2004, te analyseren en een verfijning na te streven van de geschiktheidskaart naar het gebruik van verticale sondes voor energiewinning en energieopslag. De database werd uitgebreid door de bepaling van de thermische geleidbaarheid van 10 andere nog niet eerder onderzochte formaties. Op deze manier kan een goed inzicht bekomen worden in de thermische geleidbaarheid van de ondiepe ondergrond van Vlaanderen, zodanig dat het ook mogelijk moet worden een meer verfijnde geschiktheidskaart op te stellen van de Vlaamse ondergrond voor koude-warmte opslag en boorgatenergiewinning. Deze kaarten zijn lijnenkaarten die de gemiddelde, minimaal en maximaal gemiddelde thermische geleidbaarheid van de Vlaamse ondergrond voorstellen. Deze contouren hebben een equidistantie van 0.1 W/mK. Elke sprong stelt bijgevolg een verschil in thermische geleidbaarheid van 0.1 W/mK voor. De minimale gemiddelde thermische geleidbaarheid over een diepte van 100 meter bedraagt 1.6 W/mK, de maximale 3.0 W/mK.

  • Een afgesloten watervoerende laag is een watervoerende laag die voorkomt onder één van de volgende afsluitende hydrogeologische hoofdeenheden die gekenmerkt worden door de unieke code 0300, 0500, 0700 of 0900. De Vlaamse Regering legt deze gebieden op kaart vast. Daarbij wordt er voor gezorgd dat elke winning eenduidig is vastgelegd (conform de definities opgenomen in artikel 2 van het grondwaterdecreet)

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten."

  • AARDEWERK is een databank met de beschrijving en analyseresultaten van 7.020 bodemprofielen en 42.529 geassocieerde bodemhorizonten, aangevuld met 9.281 oppervlaktemonsters, allen gesitueerd op het grondgebied Vlaanderen en Brussel. Deze gegevens (143 variabelen) werden verzameld tijdens de systematische bodemprofielstudie, die tussen 1949 en 1971 werd uitgevoerd in België, onder auspiciën van het Instituut tot aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw. Het Centrum voor Grondonderzoek van de Rijksuniversiteit Gent met afdelingen aan de Katholieke Universiteit Leuven en de Facultés des Sciences Agronomiques de Gembloux stond in voor de realisatie van deze studie.