From 1 - 10 / 41
  • De afstromingskaarten met enkelvoudige en meervoudige stroomlijnen tonen de lijnen in het landschap waar het water na een regenbui potentieel geconcentreerd afstroomt, rekening houdend met de topografie en de aanwezige waterlopen. De inkleuring geeft per pixel van 5m*5m de grootte van het afstroomgebied naar de pixel weer (in ha). Deze afstromingskaarten zijn gebaseerd op het Digitaal Hoogte Model (DHM)en de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA). Het berekeningsalgoritme wordt toegepast op een bewerkte versie van het DHMVII, waarbij lokale depressies zijn weggewerkt. De afstroomrichting in deze gebieden is hierdoor onbetrouwbaar. In praktijk zal er vaak wel een doorsteek aanwezig zijn. Deze verschilkaart geeft het verschil tussen het oorspronkelijk DHMVII en de bewerkte versie.

  • De Strahlerorde wordt aangewend als fysische maat voor de overgang van boven- naar benedenloop. De achterliggende gedachte is dat een plotse toename in breedte of diepte vooral plaatsvindt na de samenvloeiing van enkele grotere waterlopen. De Strahlerorde komt dus overeen met de vertakkingsgraad van de waterloop en varieert van 1 (bij de bron) t.e.m. 8. De kunstmatige waterlopen (kanalen) worden afzonderlijk beschouwd. Hoe kleiner de strahler orde hoe dichter bij de bron en hoe lager de kans op stroomopwaarste verontreinigingsbronnen, en dus hoe hoger de kans op duurzaam herstel. Bron: Bervoets, Schneiders en Wils, studie uitgevoerd door de UIA i.o.v. AMINAL, afdeling water, 1990 – 1995.

  • De waterbodemkwaliteitsgegevens ( enkel fysico-chemische signaalwaarden) voor alle meetpunten in Vlaanderen verzameld door VMM (incl. data van andere waterloopbeheerders vervat in VMM's waterbodemdatabank) en OVAM. Om de identificatie van probleemparameters te vergemakkelijken is er per polluent ook: - een toetsing aan triggerwaarden gerapporteerd waarbij een overschrijding verontreiniging aanduidt, - een toetsing aan de bodemsaneringsnormen ter inschatting van potentieel hergebruik BRS als bodem - een toetsing aan de Vlarebo bijlage VI normen ter inschatting van het potentieel voor bouwkundig gebruik van BRS. Opgelet: De resultaten opgenomen in de waterbodemverkenner zijn een momentopname. In een aantal gevallen kan de waterbodem bemonsterd zijn voor het uitvoeren van de ruimingswerken. In dat geval zijn de resultaten niet meer representatief voor de huidige toestand van de waterbodem. De bemonsterde sedimenten zijn immers uit de waterloop geruimd. De onderzoeksprioritering waterbodems ondersteunt de identificatie van prioritair te onderzoeken waterbodems. Toetsing aan triggerwaarden, bodemsaneringsnormen en vlarebo bijlage V & VI geven een eerste inzicht van welke polluenten eventueel probleemparameters zijn voor de ruiming en verwerking van de waterbodems. Uitspraken zijn enkel gebaseerd op historische en recente waterbodemkwaliteitsgegevens beschikbaar per segment. Er wordt enkel rekening gehouden met geanalyseerde polluenten. Niet alle meetresultaten zijn digitaal beschikbaar en raadpleegbaar in de Waterbodemverkenner. Dit geldt in het bijzonder voor polluenten die op het moment van de staalname weinig frequent werden geanalyseerd. Voor deze “nieuwe opkomende stoffen / emerging contaminants” is het belangrijk om de gegevens opgenomen in de rapporten zelf te raadplegen. Het niet aanwezig zijn van bepaalde meetresultaten in de Waterbodemverkenner mag dus niet leiden tot de conclusie dat er geen verontreiniging aanwezig is. Bijkomend waterbodemonderzoek is steeds noodzakelijk om een correct beeld te vormen van de huidige waterbodemkwaliteit per waterloopsegment.

  • Deze kaart toont de geulenstelsels ingetekend op basis van de luchtfoto's.

  • Deze kaart geeft de gecumuleerde dikte van de Quartaire eenhe(i)d(en), met als hoofdlithologie klei of silt, van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (G3Dv3/H3Dv2) weer, binnen de 5m onder het maaiveld (DHMV2, met aanpassingen in G3Dv3).

  • De afstromingskaart met meervoudige stroomlijnen toont de lijnen in het landschap waar het water na een regenbui potentieel geconcentreerd afstroomt, rekening houdend met de topografie en de aanwezige waterlopen. De inkleuring geeft per pixel van 5m*5m de grootte van het afstroomgebied naar de pixel weer, uitgedrukt in stroomopwaartse oppervlakte (in ha). Deze oppervlakte wordt berekend op basis van de hoogtewaarden in het digitale hoogtemodel, zonder rekening te houden met infiltratie. Bijgevolg is dit afvoermodel niet geschikt voor gebruik in gebieden met weinig hoogteverschil. Het berekeningsalgoritme voor de meervoudige stroomlijnen connecteert de stroomopwaartse oppervlakte die afwatert naar een pixel proportioneel naar alle lager gelegen omliggende pixels, waarbij de laagstgelegen pixel de meeste afstroming ontvangt en de minst laag gelegen pixel de minste afstroming (Multiple Flow Direction). Hierdoor ontstaan diffuse afstromingslijnen die een meer realistisch beeld geven van de afstroming over een helling. De kaart is vooral nuttig bij een relatief vlakke of sterk divergente topografie, en op brede homogene hellingen. De afstromingskaart is gebaseerd op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II (DHMVII) en de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA).

  • Deze kaart geeft de diepte van de top van de eerste Quartaire eenheid, met als hoofdlithologie leem, van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (G3Dv3/H3Dv2) weer, als deze zich binnen de 5m onder het maaiveld (DHMV2, met aanpassingen in G3Dv3) bevindt.

  • Deze kaart geeft de diepte van de top van de eerste Neogene of Paleogene eenheid, met als hoofdlithologie klei of silt, van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (G3Dv3/H3Dv2) weer, als deze zich binnen de 5m onder het maaiveld (DHMV2, met aanpassingen in G3Dv3) bevindt. Uit de geselecteerde eenheden komen enkel Paleogene eenheden binnen de 5m onder maaiveld voor.

  • Deze kaart geeft de totale dikte van de Quartaire eenheid, met als hoofdlithologie leem, van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (G3Dv3/H3Dv2) weer, over de volledige diepte van het voorkomen van deze eenheid, als ze voorkomt binnen de 5m onder maaiveld.

  • Landbouwkundige bodemgeschiktheid o.b.v. metingen tussen 1947-1973 om de toestand voor 2001 te bekomen.