From 1 - 10 / 118
  • Bodemerosie leidt tot sedimenttransport doorheen het landschap totdat sedimentatie op het land optreedt of de sedimentstroom waterlopen, grachten of riolering bereikt. Deze datalaag geeft de gebieden met de gemodelleerde specifieke sedimentaanvoer naar waterlopen van de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA), grachten en riolering weer, uitgedrukt in ton sediment die per hectare gemiddeld jaarlijks het watersysteem bereikt. Hiertoe wordt de totale sedimentaanvoer in het gebied gedeeld door de oppervlakte van het gebied. De gebiedsindeling is gebaseerd op de intermediaire afstroomgebieden (A1-gebieden), zoals afgebakend door de VMM in het kader van de Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027. De modellering werd uitgevoerd met het CN-WS model versie 4.2.3 in combinatie met pycnws versie 0.6.3. De doorrekening gebeurde op schaal Vlaanderen op een resolutie van 20 m. Deze datalaag vormt een indicatie van de gemiddelde sedimentaanvoer berekend met een gemiddelde neerslagerosiviteitsfactor van de laatste 30 jaar. Het scenario A werd toegepast, waarbij landbouwpercelen als grasland worden beschouwd wanneer deze minstens 2 opeenvolgende jaren een permanente gewasbedekking kennen. Alle andere landbouwpercelen worden als een gemiddeld akkerland beschouwd. De modellering is gebaseerd op de landbouwpercelenkaart van 2022. Er werd rekening gehouden met de erosiebestrijdingsmaatregelen die gerealiseerd waren in 2022 via beheerovereenkomsten of via kleinschalige erosiebestrijdingswerken. Lokaal kunnen de gemodelleerde waarden afwijken van de reële waarden, gezien elke modellering slechts een benadering van de werkelijkheid is. Er kan bovendien enkel rekening gehouden worden met de inputdata die beschikbaar zijn en een onderdeel zijn van het model.

  • De quartaire afzettingen in Vlaanderen, de jongste afzettingen, zijn lateraal en verticaal heterogeen en varieren erg in dikte. De afzettingen zijn vooral onder continentale omstandigheden tot stand gekomen (rivier-, duinafzettingen). Eigenlijk zijn het pakketten die zelden meer dan 30 meter en soms zelfs minder dan 1 meter dik zijn. Omwille van deze grote eigenheid en de grote mate van detail van de beschrijvingen, werd hiervoor een eigen stratigrafische codering uitgewerkt voor Vlaanderen.

  • De actie- en waakgebieden i.k.v. het gebiedspecifieke beleid, zoals vastgesteld in de herstelprogrammas van het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem en Ieperiaan aquifer (Grondwaterlichamen CVS_0800_GWL_2 en BLKS_0600_GWL_2s) voor grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatieve toestand binnen het Centraal Vlaams Systeem en het Brulandkrijtsysteem (2022-2027)

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." Verklarende tekst Grondmechanische kaart 7.7.5-8 Ekeren-Zuid (I. Bolle en I. Meyus onder leiding van E. De Beer, W. De Breuck en W. Van Impe).

  • De grondmechanische kaarten werden opgesteld door het Centrum voor Grondmechanische Kartering van Universiteit Gent en de Werkgroep of Kommissie voor Grondmechanische Kartering (verschillende auteurs) en uitgegeven onder auspiciën van het Rijksinstituut voor Grondmechanica. Quote uit de verklarende teksten bij de grondmechanische kaarten: "De grondmechanische kaarten beantwoorden aan een behoefte naar een samenvattende weergave van die komponenten van het geologisch milieu die een rol spelen bij het bodemgebruik en een invloed uitoefenen op het ontwerp, de bouw en het onderhoud van bouwwerken. Aan de verstrekte gegevens mag echter geen absolute nauwkeurigheid worden toegekend omwille van de interpolaties die bij het opstellen ervan werden gemaakt. De kaarten geven inlichtingen over de algemene geologische en grondmechanische gesteldheid van de ondergrond zoals ze afgeleid kan worden uit de ten tijde van de kartering beschikbare proeven. Het zijn dus enkel richtinggevende documenten en de auteurs kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke toepassingen ervan. De grondmechanische kaarten kunnen de gebruiker in geen geval vrijstellen van het verrichten van aanvullende proeven in functie van welomschreven projecten." De Grondmechanische kaart 7.7.5-8 Ekeren-Zuid, Plaat III: Dikte van het alluvium, schaal 1:10000. Verklarende tekst Grondmechanische kaart 7.7.5-8 Ekeren-Zuid (I. Bolle en I. Meyus onder leiding van E. De Beer, W. De Breuck en W. Van Impe).

  • De laag geeft alle kadastrale percelen weer waarvoor een milieu- en/of omgevingsvergunning (VLAREM II 5.18) is toegekend, gecombineerd met een aanduiding die de ontginningstoestand (01/01/2016) weergeeft.

  • De gevoeligheidskaart voor grondverschuivingen geeft een eerste indicatie van de gevoeligheid voor grondverschuivingen op zeer lokaal niveau in een studiegebied gelegen ten westen van Brussel, in het zuiden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Aan de basis van de kaart ligt een statisch model dat gebaseerd is op logistische regressie voor zeldzame gebeurtenissen. Deze procedure legt het statistisch verband tussen de ligging van de gekarteerde (op het terrein geïnventariseerde) grondverschuivingen en de mogelijke controlerende factoren. Het model werd toegepast in een GIS omgeving voor rasters van 10 m op 10 m en voorspelt de kans op het voorkomen van een grondverschuiving op basis van de hellingsgradiënt, de oriëntatie van de helling (NW, W, ZW en Z), en de aanwezigheid van bepaalde litho-stratigrafische formaties (de formatie van Gent, lid van Vlierzele en lid van Merelbeke, de formatie van Tielt en de formatie van Kortrijk, lid van Aalbeke). Initieel werd aan elk raster een kans op het voorkomen van grondverschuivingen toegekend. Deze kanswaarden (tussen 0 en 1) werden in 4 klassen onderverdeeld, resulterend in pixels met lage, matige, hoge en zeer hoge gevoeligheid. Het werken met klassegrenzen op zich impliceert dat twee dicht bij elkaar gelegen waarden in een verschillendeklasse kunnen worden ingedeeld. Het model werd ontwikkeld voor de Vlaamse Ardennen, een deelgebied van het studiegebied, en nadien toegepast op het uitgebreide studiegebied met dezelfde geologische en topografische kenmerken.

  • Deze laag geeft per uitgegeven (milieu/omgevings)vergunning de verzameling van kadastrale percelen weer waarop deze van toepassing is.

  • Alle grondwaterlocaties die opgenomen zijn in de Databank Ondergrond Vlaanderen en waar metingen publiek voor beschikbaar zijn, kunnen via deze kaartlaag bekeken worden. De mogelijke metingen zijn: peilmetingen grondwatermonsters + analyses Er zijn verschillende types grondwaterlocaties gedefinieerd: (putten en natuurlijke winningen). En ook verschillende filtertypes (pompfilters, infiltratiefilters, omkeerbare pomp/infiltratiefilters, peilfilters, natuurlijke filters (bronnen en vijvers) Deze locaties worden bijgehouden voor verschillende doeleinden, waaronder: - de winningsputten en peilputten van exploitanten, deze worden ingevoerd op basis van het dossier van de grondwatervergunning - de putten van de grondwatermeetnetten van VMM - de meetputten van INBO en andere natuurorganisaties

  • De kaart bevat een zo volledig mogelijke inventaris van in het landschap waarneembare grondverschuivingen in een studiegebied gelegen ten westen van Brussel, in het zuiden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het betreft zowel zeer oude, in het landschap geïntegreerde grondverschuivingen van post-glaciale oorsprong als relatief jonge grondverschuivingen waarvan de initiatiedatum (soms bij benadering) gekend is. De 'jonge' grondverschuivingen kunnen ontstaan zijn binnen een grotere, oude grondverschuiving (local reactivering) of op een onaangetaste (niet in het verleden door grondverschuiving aangetaste) locatie. De meeste grondverschuivngen zijn nog steeds onderhevig aan beweging, zichtbaar aan bijvoorbeeld scheefgestelde bomen. De kartering van de grondverschuivingen gebeurde door een combinatie van terreinprospectie en analyse van schaduwkaarten die werden afgeleid van het digitaal hoogtemodel op basis van laserscanning of LIDAR (Light Detection and Ranging; OC GIS-Vlaanderen, 2005).