From 1 - 10 / 115
  • Deze puntenkaart geeft de boringen weer die voor het model van een welbepaalde eenheid gebruikt zijn. Boringen is een kaartlaag die deel uitmaakt van de dataset 'H3O-De Kempen - Geologie'.

  • De serie omvat volgende kaartlagen: Dieptecriterium voor speciale beschermingszones - rubriek 53.8 - VLAREM-trein 2013 Dieptecriteria voor rubriek 55.1 - VLAREM-trein 2013 - verticale boring Dieptecriteria voor rubriek 53.8- VLAREM-trein 2013 - winning van grondwater

  • Steunpunten zijn fictieve boorpunten die bij de interpolatie met de boorpunten worden gecombineerd om het diepte- of dikteverloop te sturen zodat een logisch ruimtelijk verloop wordt verkregen. Steunpunten worden met name gebruikt in gebieden met een te geringe dichtheid aan boorpunten. De locatie van een steunpunt en de bijbehorende diepteligging of dikte van de eenheid worden veelal ingeschat op grond van gebiedskennis maar kunnen bijvoorbeeld ook gebaseerd zijn op interpretaties uit sonderingen. Steunpunten is een kaartlaag die deel uitmaakt van de dataset 'H3O-De Kempen - Geologie'.

  • Dit deel van 'H3O-De Kempen - Algemene lagen', omvat de dataset en kaartlagen die de algemene eigenschappen van het model weergeven. Ze zijn bruikbaar voor zowel het geologische model als het hydrogeologische model.

  • In opdracht van de toenmalige afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, nu Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond en Natuurlijke Rijkdommen, werden isohypsenkaarten gemaakt van het Tertiair in Vlaanderen. Aan de hand van de beschikbare geologische gegevens (ontsluitingen, boringen, seismische profielen, boorgatmetingen enz. ...) werd voor elk van de Tertiaire formaties in Vlaanderen en Brussel het verloop van de basis van deze formatie opgesteld in de vorm van isohypsenkaarten. Het rapport omvat de voorkomensgebieden van de Tertiaire formaties, de breuken en de isohypsen van de basis van de Tertiaire formaties.

  • Met het grensoverschrijdende Interreg-project "GEOHEAT-APP" wilden VITO, Grontmij en TNO de concrete haalbaarheid van (diepe) geothermische systemen in de grensregio Vlaanderen-Nederland nagaan. Men spreekt over diepe geothermie wanneer de warmte uit lagen dieper dan 500 m onttrokken wordt. Deze kaarten zijn rasterkaarten (grids) die de transmissiviteit van volgende 4 potentiële reservoirs voorstellen in cellen van 250m op 250m : Krijt, Trias, Westfaliaan D en Dinantiaan.

  • Digitale vectoriële dataset van de analoge Bodemkaart van België voor het grondgebied van Vlaanderen. Alle kaartelementen van de analoge kaarten (gepubliceerd op kaartschaal 1: 20 000) zijn zorgvuldig manueel gedigitaliseerd en voorzien van een code, overeenkomstig het gebruikte klassificatiesysteem: morfogenetisch voor binnen-Vlaanderen (substraat, textuur, drainage, profielontwikkeling, fase en variante) en geomorfologisch voor de Kuststreek (substraat, serie, subserie, type, subtype en variante). De digitale versie van de bodemkaart is vrijwel systematisch gecontroleerd t.o.v. de analoge bodemkaarten.

  • Dit zijn de kaarten met de waarnemingen door de basis van de verschillende pakketten, zoals gedefinieerd in het Geologisch 3D model van de Vlaamse ondergrond. Deze waarnemingen zijn meestal boringen, soms ook sonderingen. De shapefiles bevatten per eenheid en per boring de diepte van de basis van de eenheid in meters t.o.v. de start van de boring. De Roerdalslenk werd gemodelleerd aan de hand van seismische data, gecorreleerd met 1 boring. Het Geologisch 3D model is opgemaakt in het kader van de beheersovereenkomst van de Vlaamse overheid met VITO, onder de noemer VLAKO, in opdracht van het departement LNE - Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen.

  • Deze hoogtekaarten stellen de gemodelleerde basis (mTAW) voor van de van de hydrogeologische eenheden 'Hoogtekaarten basis hydrogeologische eenheden' is een kaartlaag die deel uitmaakt van de dataset 'H3O-De Kempen - Hydrogeologie'.

  • De heffing moet grondwaterverbruikers aanzetten tot een spaarzaam gebruik van grondwater. Ook wil ze het gebruik van meer duurzame alternatieven, zoals het gebruik van regenwater, stimuleren. De ontvangen heffingsbedragen worden integraal doorgestort naar het MINA-fonds. Het heffingenbeleid is gebaseerd op het principe van de laag- en de gebiedsfactor. In de heffingsformule zijn deze factoren ingebouwd. De laagfactor heeft betrekking op een hydrogeologische hoofdeenheid (HCOV-code) en wordt gebruikt voor lagen die in hun geheel een verscherpt heffingenbeleid vereisen. Met de gebiedsfactor kan een laag lokaal een differentiatie in de heffing aangebracht worden.