From 1 - 10 / 31
  • De laag geeft alle kadastrale percelen weer waarvoor een milieuvergunning (VLAREM II 5.18) is toegekend, gecombineerd met een aanduiding die de actuele ontginningstoestand weergeeft.

  • De analyse van gravimetrische data in het kader van onderzoek naar het Brabant Massief werd uitgevoerd in 2004 door de British Geological Survey in samenwerking met GF Consult bvba en de Belgische Geologische Dienst onder toezicht van GF Consult. De studie werd uitgevoerd in opdracht van de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE), Departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (VLA04-3.1). De studie werd geïntegreerd in de eerder uitgevoerde studie met betrekking tot de aëromagnetische data van het Brabant Massief. Deze kaartlaag geeft de nieuwe meetpunten weer die verwerkt werden in deze studie, met meetwaarden van de Bouguer graviteit. Er zijn geen data gegeven voor de Antwerpse Kempen en de Westhoek omdat voor deze gebieden oudere data verwerkt werden (VLA02-7.3).

  • Om het grondwater te kunnen beheren is de Vlaamse ondergrond opgedeeld in verschillende driedimensionale eenheden: de grondwaterlichamen. Binnen deze grondwaterlichamen worden milieudoelstellingen getoetst en indien nodig maatregelen opgelegd. De afbakening van grondwaterlichamen is verplicht gesteld in de Europese Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. Een grondwaterlichaam wordt hierin gedefinieerd als "een afzonderlijke watermassa in één of meer watervoerende lagen". De indeling van de ondergrond in verschillende grondwaterlichamen is voornamelijk gebaseerd op de fysische kenmerken van de grondwaterreservoirs en op de regionale grondwaterstroming. De opeenvolging van watervoerende (zand, grind, krijt, vast gesteente, …) en regionaal voorkomende niet-watervoerende lagen (klei, …) en het voorkomen van duidelijke barrières voor de grondwaterstroming (dikke kleilagen, breuken, grondwaterscheidingen, sterk drainerende rivieren, verziltingsgrenzen, …) vormen de belangrijkste uitgangspunten. Er werd voor de afbakening van de grondwaterlichamen dan ook uitgegaan van de Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen (HCOV-codering) en van de indeling van de ondergrond van Vlaanderen in grondwatersystemen. De grondwaterlichamen zijn driedimensionaal en kunnen zowel naast elkaar als boven elkaar voorkomen. In totaal zijn er 42 grondwaterlichamen. Ze verschillen onderling zeer sterk: * oppervlakte van 50 km² tot 6000 km² * dikte van 20m tot 1000m * Kh van 0,000005 tot 2300 m/dag * van zoet tot zout * opgebouwd uit voornamelijk kalksteen, zand, grind, veen, silt, ... * ... De grondwaterlichamen hebben zowel een naam als een code. De code is als volgt opgebouwd: De naamgeving van een grondwaterlichaam is steeds gebaseerd op de HCOV-code van de belangrijkste watervoerende laag. Elk grondwaterlichaam heeft eveneens een betekenisvolle code "GWS_HCOV_GWL_NR" meegekregen. De code bestaat uit een afkorting van het grondwatersysteem waarin het grondwater-lichaam gelegen is (bijvoorbeeld CVS, Centraal Vlaams Systeem), gevolgd door de HCOV-code, die overeenstemt met een belangrijkste watervoerende laag (bijvoorbeeld 0600 staat voor het Ledo-Paniseliaan-Brusseliaan Aquifersysteem). Dan wordt de afkorting "GWL" toegevoegd, waarna een volgnummer NR wijst op de verdere ruimtelijke indeling van de watervoerende laag in verschillende regio's. Tenslotte werd in sommige gevallen de letter "s" en "m" toegevoegd, waarmee wordt aangegeven dat een grondwaterlichaam werd opgesplitst in een deel dat enerzijds in Scheldedistrict of anderzijds in het Maasdistrict te situeren is. Om het driedimensionale aspect van de grondwaterlichamen te helpen verduidelijken werden er horizonten toegevoegd, i.e. de volgorde waarop de grondwaterlichamen in de diepte voorkomen. Deze dataset bevat een een kommagescheiden lijst van horizonten waarin het grondwaterlichaam voorkomt. Bv. "1" betekent dat het grondwaterlichaam enkel als eerste (minst diepe) grondwaterlichaam voorkomt; "1,2,3" betekent dat het grondwaterlichaam, afhankelijk van de plaats in Vlaanderen, als eerste, tweede of derde grondwaterlichaam in de diepte voorkomt; "3,4,5" betekent dat het grondwaterlichaam minimaal twee en maximaal vier grondwaterlichamen boven zich heeft. Om voor een gegeven plaats precies te weten wat de volgorde is van de grondwaterlichamen kan er gebruik gemaakt worden van de laag “grondwaterlichamen (horizonten)”.

  • Vlaanderen is opgebouwd uit een afwisseling van watervoerende lagen (zand, grind, krijt, vast gesteente, ...) en regionaal voorkomende niet-watervoerende lagen (bijvoorbeeld klei). De opeenvolging van deze aquifers en aquitards heeft in Vlaanderen een eigen codering: de Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen (HCOV-codering). De HCOV-codering is opgebouwd uit hydrogeologische hoofd-, sub- en basiseenheden. De hoofdeenheid groepeert een opeenvolging van geologische lagen die globaal dezelfde hydrogeologische eigenschappen hebben en zo één geheel vormen. De HCOV hoogtelagen bevat rasters die per rastercel de hoogtewaarde (in m TAW) weergeven van de ondergrens van de betrokken hydrogeologische laag (of de bovengrens in het geval van de sokkel).

  • De potentiële bodemerosiekaart per perceel (2021) geeft aan de hand van een klasse-indeling de totale potentiële erosie van een bepaald landbouwperceel weer. De totale potentiële erosie houdt geen rekening met het huidige landgebruik (grasland of akkerland). In het veld ‘Erosiegevoeligheid verzamelaanvraag’ staat de informatie die overeenkomt met de erosiegevoeligheid op de verzamelaanvraag 2021. De goedgekeurde bezwaren werden zowel in het veld 'Erosiegevoeligheid verzamelaanvraag' als in het veld 'Totale erosie' verwerkt. De goedgekeurde aanvragen van de verlaging van de erosiegevoeligheidsklasse op basis van een hoog koolstofgehalte werden in het veld 'Erosiegevoeligheid verzamelaanvraag' verwerkt met aanduiding van ‘/ C’ achter de erosiegevoeligheid, maar het veld 'Totale erosie' behield zijn oorspronkelijke waarde voor deze percelen. Erosie door water is een proces waarbij bodemdeeltjes door de impact van regendruppels en afstromend water worden losgemaakt en getransporteerd, hetzij laagsgewijs over een grote oppervlakte, hetzij geconcentreerd in geulen en ravijnen. Dit leidt o.m. tot een afname van de bodemkwaliteit en -productiviteit, maar ook tot belangrijke schade door modderoverlast in stroomafwaarts gelegen (woon)gebieden. Bodemerosie is een van de belangrijkste vormen van bodemaantasting in Vlaanderen. De potentiële bodemerosiekaart per perceel is gebaseerd op de landbouwgebruikspercelen ALV 2020 (export augustus 2020). De potentiële bodemerosiekaart per perceel werd opgesteld door het Vlaams Planbureau voor Omgeving door middel van computermodellering met een ruimtelijke resolutie van 5x5 m. De berekening van de erosie is gebaseerd op de herziene universele bodemverliesvergelijking of R.U.S.L.E. (Revised Universal Soil Loss Equation, Renard et al, 1991). Het betreft een empirisch model waarmee de gemiddelde jaarlijkse bodemerosiesnelheid per oppervlakte-eenheid als gevolg van intergeul- en geulerosie wordt berekend als een product van 6 factoren.

  • Op basis van de resultaten van een intensieve bodemkartering gedurende de jaren ’50 tot ’70 werd de Belgische bodemkaart opgesteld. Deze Belgische bodemkaart steunt op het Belgische bodemclassificatiesysteem. Het is een nationaal systeem dat uitsluitend voor de Belgische bodems werd opgesteld. Voor het Vlaamse Gewest werd deze bodemkaart daarom omgezet naar WRB-2014, de 3de editie van het internationaal bodemclassificatiesysteem World Reference Base. Het veld ‘Soil Unit’ geeft de standaard bodemnaam volgens WRB. Door het gebruik van ‘Reference Soil Groups' (gekleurde vlakken) en ‘Principal Qualifiers’ (bruin omlijnde polygonen met labels) kan de belangrijkste informatie uit de bodemkaart van België vertaald worden naar het WRB-systeem. Informatie over textuur, drainage, bodemmorfologie en chemische bodemvruchtbaarheid is weerhouden in 4 groepen van Supplementary Qualifiers. Het veld ‘Belgisch bodemtype’ is overgenomen van de oorspronkelijk bodemkaart. De vertaling werd gedaan per bodemdistrict aangegeven in het veld ‘Belgisch_bodemdistrict’.

  • Kaartlaag met de monitoringsstations en nitraatwaarden gerapporteerd voor de periode 2016-2019 aan de Europese Commissie volgens de Nitraatrichtlijn (91/676/CEE).

  • Alle grondwaterlocaties die opgenomen zijn in de Databank Ondergrond Vlaanderen kunnen via deze kaartlaag bekeken worden. Er zijn verschillende types grondwaterlocaties gedefinieerd: (putten en natuurlijke winningen). En ook verschillende filtertypes (pompfilters, infiltratiefilters, omkeerbare pomp/infiltratiefilters, peilfilters, natuurlijke filters (bronnen en vijvers) Deze locaties worden bijgehouden voor verschillende doeleinden, waaronder: - de winningsputten en peilputten van exploitanten, deze worden ingevoerd op basis van het dossier van de grondwatervergunning - de putten van de grondwatermeetnetten van VMM - de meetputten van INBO en andere natuurorganisaties

  • Deze kaart geeft een overzicht van vastgestelde beschermingszones rond grondwaterwinningen in het Vlaamse gewest. Een beschermingszone is het geografisch gebied dat overeenkomstig artikel 3.2 van decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, is afgebakend om het grondwater in een waterwingebied tegen verontreiniging te vrijwaren. De procedure om de afbakening te realiseren is vastgelegd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones.

  • Deze kaart geeft weer voor welke boringen er boorgatmetingen uitgevoerd en beschikbaar zijn. Deze boorgatmetingen worden in pdf-formaat bij de boring aangeleverd. Indien de boring beschikbaar is in het BGD-archief, wordt die nummer ook weergegeven. Deze kaart werd de eerste maal gepubliceerd in 2010. Nadien werden enkele keren bijkomende gegevens gepubliceerd. In september 2015 werd deze laag uitgebreid met scans van meer dan 200 boorgatmetingen uit het archief van Prof. Em. W. De Breuck.