From 1 - 10 / 41
  • Deze kaart toont de geulenstelsels sinds 1570.

  • De waterbodemkwaliteitsgegevens ( enkel PFAS) voor alle meetpunten in Vlaanderen verzameld door VMM (incl. data van andere waterloopbeheerders vervat in VMM's waterbodemdatabank) en OVAM. Om de identificatie van probleemparameters te vergemakkelijken is er per polluent ook: - een toetsing aan triggerwaarden gerapporteerd waarbij een overschrijding verontreiniging aanduidt, - een toetsing aan de bodemsaneringsnormen ter inschatting van potentieel hergebruik BRS als bodem - een toetsing aan de Vlarebo bijlage VI normen ter inschatting van het potentieel voor bouwkundig gebruik van BRS. Opgelet: De resultaten opgenomen in deze kaartlaag zijn een momentopname. In een aantal gevallen kan de waterbodem bemonsterd zijn voor het uitvoeren van de ruimingswerken. In dat geval zijn de resultaten niet meer representatief voor de huidige toestand van de waterbodem. De bemonsterde sedimenten zijn immers uit de waterloop geruimd. De onderzoeksprioritering waterbodems ondersteunt de identificatie van prioritair te onderzoeken waterbodems. Toetsing aan triggerwaarden, bodemsaneringsnormen en vlarebo bijlage V & VI geven een eerste inzicht van welke polluenten eventueel probleemparameters zijn voor de ruiming en verwerking van de waterbodems. Uitspraken zijn enkel gebaseerd op historische en recente waterbodemkwaliteitsgegevens beschikbaar per segment. Er wordt enkel rekening gehouden met geanalyseerde polluenten. Niet alle meetresultaten zijn digitaal beschikbaar en raadpleegbaar in de Waterbodemverkenner. Dit geldt in het bijzonder voor polluenten die op het moment van de staalname weinig frequent werden geanalyseerd. Voor deze “nieuwe opkomende stoffen / emerging contaminants” is het belangrijk om de gegevens opgenomen in de rapporten zelf te raadplegen. Het niet aanwezig zijn van bepaalde meetresultaten in de Waterbodemverkenner mag dus niet leiden tot de conclusie dat er geen verontreiniging aanwezig is. Bijkomend waterbodemonderzoek is steeds noodzakelijk om een correct beeld te vormen van de huidige waterbodemkwaliteit per waterloopsegment.

  • Bodemerosie leidt tot sedimenttransport doorheen het landschap totdat sedimentatie op het land optreedt of de sedimentstroom waterlopen, grachten of riolering bereikt. Deze datalaag geeft de gemodelleerde netto sedimentatie weer, uitgedrukt in ton/ha/jaar die gemiddeld jaarlijks op een bepaalde locatie in het landschap plaatsvindt. De modellering werd uitgevoerd met het CN-WS model versie 4.2.3 in combinatie met pycnws versie 0.6.3. De doorrekening gebeurde op schaal Vlaanderen op een resolutie van 20 m. Deze datalaag vormt een indicatie van de gemiddelde netto sedimentatie berekend met een gemiddelde neerslagerosiviteitsfactor van de laatste 30 jaar. Het scenario A werd toegepast, waarbij landbouwpercelen als grasland worden beschouwd wanneer deze minstens 2 opeenvolgende jaren een permanente gewasbedekking kennen. Alle andere landbouwpercelen worden als een gemiddeld akkerland beschouwd. De modellering is gebaseerd op de landbouwpercelenkaart van 2022. Er werd rekening gehouden met de erosiebestrijdingsmaatregelen die gerealiseerd waren in 2022 via beheerovereenkomsten of via kleinschalige erosiebestrijdingswerken. Lokaal kunnen de gemodelleerde waarden afwijken van de reële waarden, gezien elke modellering slechts een benadering van de werkelijkheid is. Er kan bovendien enkel rekening gehouden worden met de inputdata die beschikbaar zijn en een onderdeel zijn van het model.

  • Digitaal vectoriële dataset met het overzicht van het voorkomen en de classificatie van de bodemassociaties in Vlaanderen, zoals gepubliceerd in de Atlas van België (uitgave 1972), op de kaartbladen 11A en 11B (op kaartschaal 1 : 500 000). Een bodemassociatie is een inhoudelijke en ruimtelijke groepering van bodemseries (legende-eenheden van de Belgische bodemkaart 1:20.000). Een associatie is gekarakteriseerd door een vrij constante verhouding tussen de oppervlakte ingenomen door een aantal typische bodemseries. Dikwijls wordt de aard van de associatie aangegeven in termen van een dominante, geassociëerde en geïncludeerde serie. Voor gebieden waarvoor in het begin van de jaren '70 nog geen bodemkaart beschikbaar was, heeft men extrapolaties gemaakt mbv geologische informatie en expertkennis.

  • Deze kaart geeft de gecumuleerde dikte van de Neogene en Paleogene eenhe(i)d(en), met als hoofdlithologie klei of silt, van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (G3Dv3/H3Dv2) weer, over de volledige diepte van het voorkomen van deze eenheden, als ze voorkomen binnen de 5m onder maaiveld (DHMV2, met aanpassingen in G3Dv3).

  • Deze kaart geeft de diepte van de top van de eerste Neogene of Paleogene eenheid, met als hoofdlithologie klei of silt, van het Geologisch 3D Model van Vlaanderen en het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (G3Dv3/H3Dv2) weer, als deze zich binnen de 5m onder het maaiveld (DHMV2, met aanpassingen in G3Dv3) bevindt. Uit de geselecteerde eenheden komen enkel Paleogene eenheden binnen de 5m onder maaiveld voor.

  • Bodemerosie leidt tot sedimenttransport doorheen het landschap totdat sedimentatie op het land optreedt of de sedimentstroom waterlopen, grachten of riolering bereikt. Deze datalaag geeft het landgebruik weer dat als basis werd gebruikt voor het modellering van erosie en sedimenttransport. De modellering werd uitgevoerd met het CN-WS model versie 4.2.2 in combinatie met pycnws versie 0.5.4. De doorrekening gebeurde op schaal Vlaanderen op een resolutie van 20 m. Deze datalaag vormt een indicatie van het landgebruik, opgedeeld in de klassen akkerland, grasland, grasstroken, bos, infrastructuur, wateroppervlakken en waterlopen. Landbouwpercelen worden als grasland beschouwd wanneer deze minstens 2 opeenvolgende jaren een permanente gewasbedekking kennen. Alle andere landbouwpercelen worden als een gemiddeld akkerland beschouwd. De modellering is gebaseerd op de landbouwpercelenkaart van 2020. Er werd rekening gehouden met de erosiebestrijdingsmaatregelen die gerealiseerd waren in 2020 via beheerovereenkomsten of via kleinschalige erosiebestrijdingswerken. Lokaal kunnen de gemodelleerde landsgebruiksklassen afwijken van het reële landgebruik, gezien elke modellering slechts een benadering van de werkelijkheid is. Er kan bovendien enkel rekening gehouden worden met de inputdata die beschikbaar zijn en een onderdeel zijn van het model.

  • Deze kaart toont de geulenstelsels kort voor 1570.

  • De afstromingskaart met meervoudige stroomlijnen toont de lijnen in het landschap waar het water na een regenbui potentieel geconcentreerd afstroomt, rekening houdend met de topografie en de aanwezige waterlopen. De inkleuring geeft per pixel van 5m*5m de grootte van het afstroomgebied naar de pixel weer, uitgedrukt in stroomopwaartse oppervlakte (in ha). Deze oppervlakte wordt berekend op basis van de hoogtewaarden in het digitale hoogtemodel, zonder rekening te houden met infiltratie. Bijgevolg is dit afvoermodel niet geschikt voor gebruik in gebieden met weinig hoogteverschil. Het berekeningsalgoritme voor de meervoudige stroomlijnen connecteert de stroomopwaartse oppervlakte die afwatert naar een pixel proportioneel naar alle lager gelegen omliggende pixels, waarbij de laagstgelegen pixel de meeste afstroming ontvangt en de minst laag gelegen pixel de minste afstroming (Multiple Flow Direction). Hierdoor ontstaan diffuse afstromingslijnen die een meer realistisch beeld geven van de afstroming over een helling. De kaart is vooral nuttig bij een relatief vlakke of sterk divergente topografie, en op brede homogene hellingen. De afstromingskaart is gebaseerd op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II (DHMVII) en de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA).

  • De waterbodemkwaliteitsgegevens ( enkel fysico-chemische signaalwaarden) voor alle meetpunten in Vlaanderen verzameld door VMM (incl. data van andere waterloopbeheerders vervat in VMM's waterbodemdatabank) en OVAM. Om de identificatie van probleemparameters te vergemakkelijken is er per polluent ook: - een toetsing aan triggerwaarden gerapporteerd waarbij een overschrijding verontreiniging aanduidt, - een toetsing aan de bodemsaneringsnormen ter inschatting van potentieel hergebruik BRS als bodem - een toetsing aan de Vlarebo bijlage VI normen ter inschatting van het potentieel voor bouwkundig gebruik van BRS. Opgelet: De resultaten opgenomen in de waterbodemverkenner zijn een momentopname. In een aantal gevallen kan de waterbodem bemonsterd zijn voor het uitvoeren van de ruimingswerken. In dat geval zijn de resultaten niet meer representatief voor de huidige toestand van de waterbodem. De bemonsterde sedimenten zijn immers uit de waterloop geruimd. De onderzoeksprioritering waterbodems ondersteunt de identificatie van prioritair te onderzoeken waterbodems. Toetsing aan triggerwaarden, bodemsaneringsnormen en vlarebo bijlage V & VI geven een eerste inzicht van welke polluenten eventueel probleemparameters zijn voor de ruiming en verwerking van de waterbodems. Uitspraken zijn enkel gebaseerd op historische en recente waterbodemkwaliteitsgegevens beschikbaar per segment. Er wordt enkel rekening gehouden met geanalyseerde polluenten. Niet alle meetresultaten zijn digitaal beschikbaar en raadpleegbaar in de Waterbodemverkenner. Dit geldt in het bijzonder voor polluenten die op het moment van de staalname weinig frequent werden geanalyseerd. Voor deze “nieuwe opkomende stoffen / emerging contaminants” is het belangrijk om de gegevens opgenomen in de rapporten zelf te raadplegen. Het niet aanwezig zijn van bepaalde meetresultaten in de Waterbodemverkenner mag dus niet leiden tot de conclusie dat er geen verontreiniging aanwezig is. Bijkomend waterbodemonderzoek is steeds noodzakelijk om een correct beeld te vormen van de huidige waterbodemkwaliteit per waterloopsegment.