From 1 - 10 / 74
  • Deze kaart geeft voor het grondgebied van Vlaanderen de veenwaarschijnlijkheid aan voor de ondiepe ondergrond (1,5 tot 10 m). Deze kaart geeft een goed beeld van de ruimtelijke variatie van veen en is een eerste inschatting voor waar er met een hoge waarschijnlijkheid veen aanwezig is in Vlaanderen op basis van de best beschikbare gegevens en technieken. De kaart geeft geen informatie over de dikte van het veen of de diepte waarop het waarschijnlijk voorkomt binnen het interval 1.5-10m. De rasterkaart is het resultaat van het toepassen van de methode en de data uit de studie 'Veen in Vlaamse bodem en ondergrond in relatie tot klimaat en boven- en ondergronds ruimtegebruik' (uitgevoerd door KUL in opdracht van DOMG) om een 5x5 m veenwaarschijnlijkheidskaart voor de ondiepe ondergrond te berekenen. Het eindrapport van deze studie kan gevonden worden via: https://researchportal.be/nl/publicatie/veen-vlaamse-bodem-en-ondergrond-relatie-tot-klimaat-en-boven-en-ondergronds. Deze rasterkaart is opgesteld zodat de methode gebruikt voor het opstellen van de veenwaarschijnlijkheidskaarten voor de drie diepte-intervallen (oppervlakteveen, bodemprofiel en ondiepe ondergrond) zoveel mogelijk in lijn blijft met elkaar. Gezien de verschillende doeleinden van deze kaart ten opzichte van de oppervlakteveen- en bodemprofielveenkaarten is beslist deze kaart in te delen in de 6 klassen voorgesteld door KUL (zeldzaam, weinig waarschijnlijk, mogelijk, waarschijnlijk, zeer waarschijnlijk, bijna zeker) en deze van 5x5 m op te schalen naar 50x50 m. Voor lokale toepassingen of toepassingen waarbij grote zekerheid over de aanwezigheid van veen vereist is met een hoog ruimtelijk detail blijft echter voorzichtigheid geboden en kan een bijkomende veldverificatie een aangewezen eerstvolgende stap zijn. Aangezien veen zeer onregelmatig kan voorkomen in het landschap kunnen de opgestelde kaarten deze variabiliteit niet perfect weergeven. De studie maakt voor het opstellen van deze kaart zowel gebruik van historische gegevens (die kunnen teruggaan tot de 19e eeuw) en recente gegevens van observaties van veen in de ondergrond. Zeker voor de historische gegevens is het mogelijk dat het toen geobserveerde veen nu niet meer aanwezig is, wat beperkingen oplegt aan de nauwkeurigheid van het uiteindelijke resultaat. Tijdens het aanmaken van deze kaart is er ook geen correctie gedaan voor gekende uitgravingen (havendokken, kanalen, …), infrastructuur in de ondergrond (tunnels, kelders, …) en waterlopen. Hierdoor kan het model voor deze locaties foutieve voorspellingen doen. Verder kan door de toegepaste technieken het hier bedoelde “er is waarschijnlijk veen aanwezig” zowel een dik veenpakket zijn over de volledige dikte van het diepte-interval als een dun veenlaagje ergens in het profiel. Deze kaart vormt samen met de veenwaarschijnlijkheidskaart van het oppervlakteveen en het bodemprofiel veen een set die het resultaat is van dezelfde herberekeningsoefening op basis van de resultaten van de studie uitgevoerd door KUL.

  • Deze kaart toont de geulenstelsels sinds 1570.

  • Deze kaart geeft voor het grondgebied van Vlaanderen aan, waar er waarschijnlijk veen wordt verwacht aan het oppervlak en waar er waarschijnlijk geen veen wordt verwacht aan het oppervlak. Deze kaart geeft een goed beeld van de ruimtelijke variatie van veen en is een eerste inschatting voor waar er met een hoge waarschijnlijkheid veen aanwezig is in Vlaanderen op basis van de best beschikbare gegevens en technieken. De rasterkaart is het resultaat van het toepassen van de methode uit de studie 'Veen in Vlaamse bodem en ondergrond in relatie tot klimaat en boven- en ondergronds ruimtegebruik' (uitgevoerd door KUL in opdracht van DOMG) met de data verzameld in deze studie om een 5x5 m veenwaarschijnlijkheidskaart voor het oppervlak te berekenen. Het eindrapport van deze studie kan gevonden worden via: https://researchportal.be/nl/publicatie/veen-vlaamse-bodem-en-ondergrond-relatie-tot-klimaat-en-boven-en-ondergronds. Deze rasterkaart is opgesteld om meer informatie te geven over de lokale ruimtelijke variatie van veen dan met de 50x50 m kaart uit de studie van KUL mogelijk is. Dit maakt deze kaart geschikter om op lokaal niveau te gebruiken en te bepalen waar er best kan ingezet worden op veenbescherming. Voorzichtigheid blijft echter nog steeds nodig bij lokale toepassingen en vooral bij toepassingen die een zeer hoge zekerheid vereisen. Hiervoor wordt nog steeds veldverificatie als eerste stap aangeraden. De kaart is onderverdeeld in twee klassen (waarschijnlijk veen/waarschijnlijk geen veen) om visualisatie en interpretatie van de producten te vereenvoudigen. De studie maakt voor het opstellen van deze kaart zowel gebruik van historische gegevens (die kunnen teruggaan tot de 19de eeuw) als van recente gegevens van observaties van veen. Zeker voor de historische gegevens is het mogelijk dat het toen geobserveerde veen nu niet meer aanwezig is, wat beperkingen oplegt aan de nauwkeurigheid van het uiteindelijke resultaat. Tijdens het aanmaken van deze kaart is er ook geen correctie gedaan voor gekende uitgravingen (havendokken, kanalen, …), infrastructuur in de ondergrond (tunnels, kelders, …) en waterlopen. Hierdoor kan het model voor deze locaties foutieve voorspellingen doen. Deze kaart vormt samen met de veenwaarschijnlijkheidskaart van het bodemprofiel veen en het veen dat zicht situeert tussen 1,5 en 10 m diep een set die het resultaat is van dezelfde herberekeningsoefening op basis van de resultaten van de studie uitgevoerd door KUL.

  • Een DOV-opdracht wordt meestal gebruikt om gegevens van dezelfde herkomst te groeperen in een herkenbaar geheel, Deze opdrachten vormen een snelle toegang naar een specifieke (deel)dataset. Binnen de opdrachten kunnen referentiesets onderscheiden worden. Referentiesets zijn (grote) sets van DOV-datapunten, verzameld in een ‘Opdracht’ met een specifiek doel. De referentiesets documenteren onderzoek en bijhorende datapunten bij bepaalde standaardproducten, zoals de onderbouwing van formele geologische lithostratigrafische eenheden, of grote referentieproducten als de Tertiair geologische kartering en het Geologisch 3D Model. Opdrachten kunnen gekoppeld zijn aan andere opdrachten, sonderingen, boringen, grondmonsters, interpretaties, grondwaterlocaties, filters, bodemlocaties, bodemsites, bodemmonsters en voorafmeldingen. Onderzoeksresultaten zijn vaak toegevoegd als bijlagen of hyperlinks aan een opdracht. Het doel waarvoor een opdracht uitgevoerd is kan sterk verschillen. Dit wordt gedocumenteerd aan de hand van de velden aard en origine. Aard van de opdracht geeft een indicatie van de thematiek waarbinnen de gegevens verzameld worden. Origine van de opdracht geeft een indicatie van de herkomst van het ontstaan van de gegevens binnen de opdracht.

  • Trajecten slibruimingen uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij sinds 2002.

  • Op enkele plaatsen in Vlaanderen komen verhoogde hoeveelheden aan milieuvervuilende stoffen voor in de lucht, de bodem en/of het grondwater. Dit komt bijvoorbeeld door (vroegere) industriële activiteiten op deze plaatsen. In de aandachtsgebieden zijn preventieve maatregelen belangrijk zodat de inwoners zo weinig mogelijk aan deze milieuvervuilende stoffen worden blootgesteld.

  • In de DOV-databank is elke waarneming van grondlagen een boring. Bij de meeste boringen wordt er met een boortoestel een gat gemaakt in de ondergrond om de verschillende grondlagen te kunnen beschrijven. Aan de hand van een boring krijg je een beeld van het materiaal in de ondergrond met toenemende diepte. Afhankelijk van het doel waarvoor de boring geplaatst wordt, zal men een geschikte boormethode toepassen. Boringen worden geplaatst voor verkennend bodemonderzoek, monstername van het sediment en/of grondwater, bepaling van bodemfysische parameters, milieuhygiënisch onderzoek,… Afhankelijk van de diepte, soort materiaal, en het al dan niet boren tot onder de grondwatertafel kan men kiezen uit verscheidene systemen voor handmatig of machinaal te boren. Het bodemmateriaal dat vrijkomt, kan gebruikt worden om een profiel van de ondergrond op te stellen of om er grondmonsters van te nemen om verdere analyses op uit te voeren. Vaak is het de bedoeling een put uit te bouwen zodat water kan gewonnen worden (zie ook grondwatermeetnet en grondwatervergunningen). Soms worden boringen uitgevoerd om een aantal geotechnische karakteristieken te bepalen of om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Oppervlakkige waarnemingen van de ondergrond noemen we ook boringen. Vooral rond 1900 beschreven een aantal geologen vaak de oppervlakkige lagen. In de databank staan er dan ook verschillende boringen met een diepte van 0 meter. Het gaat vooral om weginsnijdingen of om zichtbare lithologische kenmerken langs de oppervlakte. Gekoppeld aan de boringen zijn waar beschikbaar ook formele interpretaties van de stratigrafie.

  • Deze kaart moet gebruikt worden als overlay op de Quartairprofieltypekaart Vlaanderen (1/50.000), die een beeld geeft van de voorkomende Quartaire profieltypes voor gans Vlaanderen. Indien deze kaart geactiveerd is kan informatie over het aanwezige profieltype op een bepaalde locatie rechtstreeks opgeroepen worden. Fiches met de profieltypes zijn nog niet voor alle kaartbladen gekoppeld aan de kaartlaag. Hieraan wordt nog verder gewerkt. Deze kaart is samengesteld op basis van de individuele Quartairgeologische profieltypekaarten per kaartblad op schaal 1/50.000. Elke individuele kaart per kaartblad geeft de opeenvolging van meest recente afzettingen weer. Deze afzettingen zijn eolisch, fluviatiel, getijdenafzettingen of hellingsafzettingen. De vlakken van de quartairkaart geven de zones weer waar gelijkaardige successies van specifieke quartaire lagen (profieltypes) voorkomen. Over de dikte van de verschillende samenstellende lagen van een profieltype moeten vooral de aanvullende isohypsen- en isopachenkaarten en de aanvullende teksten per kaartblad aanwijzingen geven. De quartaire afzettingen in Vlaanderen zijn lateraal en verticaal heterogeen en variëren erg in dikte.

  • De laag geeft alle kadastrale percelen weer waarvoor een milieuvergunning (VLAREM II 5.18) is toegekend, gecombineerd met een aanduiding die de actuele ontginningstoestand weergeeft.

  • In de DOV-databank is elke waarneming van grondlagen een boring. Bij de meeste boringen wordt er met een boortoestel een gat gemaakt in de ondergrond om de verschillende grondlagen te kunnen beschrijven. Aan de hand van een boring krijg je een beeld van het materiaal in de ondergrond met toenemende diepte. Afhankelijk van het doel waarvoor de boring geplaatst wordt, zal men een geschikte boormethode toepassen. Deze laag toont enkel de boringen met als doel 'Geothermie' met aanvangsdatum vanaf 01-01-2017. Boringen worden geplaatst voor verkennend bodemonderzoek, monstername van het sediment en/of grondwater, bepaling van bodemfysische parameters, milieuhygiënisch onderzoek,… Afhankelijk van de diepte, soort materiaal, en het al dan niet boren tot onder de grondwatertafel kan men kiezen uit verscheidene systemen voor handmatig of machinaal te boren. Het bodemmateriaal dat vrijkomt, kan gebruikt worden om een profiel van de ondergrond op te stellen of om er grondmonsters van te nemen om verdere analyses op uit te voeren. Vaak is het de bedoeling een put uit te bouwen zodat water kan gewonnen worden (zie ook grondwatermeetnet en grondwatervergunningen). Soms worden boringen uitgevoerd om een aantal geotechnische karakteristieken te bepalen of om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Oppervlakkige waarnemingen van de ondergrond noemen we ook boringen. Vooral rond 1900 beschreven een aantal geologen vaak de oppervlakkige lagen. In de databank staan er dan ook verschillende boringen met een diepte van 0 meter. Het gaat vooral om weginsnijdingen of om zichtbare lithologische kenmerken langs de oppervlakte.