Krijtfacieskartering

Inleiding

In het kader van de VLAKO-referentietaak voor de Vlaamse overheid, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen (ALBON) werden door VITO de kartering en karakterisering (sedimentpetrografisch en petrofysisch) van de krijtgesteenten in Vlaanderen uitgevoerd. Doel van deze studie is om het krijt lithologisch en stratigrafisch in beeld te brengen voor Vlaanderen.

Gebruikte gegevens

Op basis van de gegevens van DOV en het BGD-archief, werden 80 typeboringen weerhouden waarvoor een goede (litho)stratigrafische indeling werd opgesteld. Deze boringen werden geselecteerd op basis van:

  • een zo volledig mogelijk aangeboord krijtinterval;
  • goede geografische spreiding over Vlaanderen;
  • beschikbaarheid van geofysische boorgatmetingen van het krijtinterval;
  • betrouwbare lithologische boorbeschrijving;
  • beschikbaarheid van boorkernen;
  • eco-stratigrafische zonatie van P.J. Felder (1994 en 2001).

Aangevuld met 3 ontsluitingen werden hiermee 11 typeprofielen opgesteld die een betrouwbaar lithologisch en stratigrafisch 'framework' leveren voor de krijtafzettingen doorheen Vlaanderen.

Daarnaast werden in totaal 79 monsters uit representatieve stalen van de verschillende onderscheiden lithostratigrafische eenheden petrografisch onderzocht.

Methode

Deze studie van het krijtgesteente in Vlaanderen kan in twee delen worden opgesplitst:

  • in het eerste deel worden typeprofielen opgesteld doorheen de krijtafzettingen in Vlaanderen waarbij een optimale bedekking wordt nagestreefd en waarbij een lithostratigrafisch framework kan worden opgesteld;
  • in het tweede deel wordt door een selectieve staalname van het krijtgesteente verschillende facies onderscheiden en onderling vergeleken, met als doel eventuele laterale en verticale faciesverschillen binnen de karteerbare eenheden te herkennen.

De correlatie en interpretatie van de boringen is voornamelijk gebaseerd op een combinatie van geofysische boorgatmetingen (in eerste instantie de gammalog) en de lithologische beschrijving uit het boorrapport. Waar beschikbaar werd de ecostratigrafie van Felder (2001, 1994) in de stratigrafische interpretatie gebruikt.

In de profielen wordt de top van krijt voor al de boringen op gelijke hoogte gelegd, de vermelde dieptes zijn steeds onder maaiveld gemeten (Z-waarde, meter boven zeeniveau, steeds vermeld onder boornummer). Bij deze voorstellingswijze komen de gecumuleerde onderlinge dikteverschillen van de onderscheiden pakketten duidelijk tot uiting.

Aan de hand van de 80 geselecteerde boringen en 3 ontsluitingen zijn 11 typeprofielen opgesteld:

Profiellijnen Krijt

1 van het Limburgs mijngebied tot de Roerdalslenk;

2a van het Limburgs mijngebied tot de Voerstreek;

2b van Maastricht tot Halembaye;

3 van noord naar zuidwest door Limburg;

4 door het oosten van Brabant tot zuidwest Limburg;

5 van de Antwerpse Kempen door het Hagenland tot Limburg;

6 van Antwerpen tot Brussel;

7 van de Kempen tot de kust;

8 door het zuiden van West-Vlaanderen tot Henegouwen;

9 van oost naar west door het zuiden van West-Vlaanderen;

10 van noordoost naar zuidwest langs de kust.

Profiel 4

Oost-west profiel van Overijse tot Hoepertingen (profiel 4). De top van het Krijt werd voor alle boringen op een zelfde niveau gelegd. (figuur 4)

In het kader van de kartering van het krijt werd een selectie gemaakt van boorkernen, aangevuld met monsters genomen op terrein, waaruit stalen werden geselecteerd voor verdere microscopische analyse. Teneinde de verschillende facies van elkaar te kunnen onderscheiden en intern binnen elke lithostratigrafische eenheid mogelijke laterale faciesverschillen te detecteren, werden van elke lithostratigrafische eenheid een aantal representatieve stalen genomen. In totaal werden zo 79 slijpplaatjes microscopisch onderzocht. Van alle geselecteerde stalen werden hoge-kwaliteitslijpplaatjes aangemaakt waarbij vacuüm impregnatie met een fluorescerend hars werd toegepast. Deze preparatietechniek laat toe om de macroporositeit automatische te meten via beeldanalysetechnieken.