Digitale bodemkaart van het Vlaams Gewest

Algemeen

Op basis van de resultaten van een intensieve bodemkartering gedurende de jaren '50 tot '70 werd de Belgische bodemkaart opgesteld. Bij de bodemkartering werd het bodemprofiel bestudeerd tot op 1,25 m diepte.

De Belgische bodemkaart steunt op het Belgische bodemclassificatiesysteem. Het is een nationaal systeem dat uitsluitend voor de Belgische bodems werd opgesteld. De basiseenheid is het bodemtype dat opgebouwd wordt uit verschillende onderdelen zoals een substraat, textuurklasse, drainageklasse, profielontwikkelingsgroep, fasen en varianten. Dit morfogenetisch classificatiesysteem kon niet toegepast worden in de kuststreek, aangezien de bodems in deze streek geen profielontwikkeling vertonen. Daardoor heeft de kuststreek een ander classificatiesysteem.

Meer informatie: Eenduidige legende voor de bodemkaart van Vlaanderen.

De bodemkaart in de DOV-verkenner

Deze dataset is omwille van de visualisatie onderverdeeld in 5 kaartlagen: bodemtypes, substraten, fasen, varianten van het moedermateriaal en de profielontwikkeling. De kaartlaag 'bodemtypes' bevat alle attribuutinfo van de bodemkaart.

Waar beschikbaar zijn voor elk bodemtype de algemene kenmerken en foto's van een representatief bodemprofiel en representatieve omgevingen weergegeven. Tenslotte bestaat voor elke locatie de mogelijkheid om de scan van het analoge bodemkaartblad, het toelichtingsboekje en de basiskaarten op schaal 1:5000 op te roepen. U dient in te zoomen tot 1:150.000 om alle detailinfo van de bodemkaart te kunnen raadplegen.

Toelichting belangrijkste begrippen

Bodemtype: De code voor de bodemkaarteenheden volgens het Belgische bodemclassificatiesysteem. Dit is de code die voorkomt op de analoge Belgische bodemkaart. Voor de zeepolders werd vooraan een letter toegevoegd, die de streek aanduidt.

Bodemserie: De Belgische bodemkaart wordt (uitgezonderd de zeepolders) ingekleurd volgens de bodemserie. De bodemserie is het kerndeel van het bodemtype en bestaat uit drie letters die betrekking hebben op de drie hoofdkenmerken van het bodemprofiel: de textuurklasse, de drainageklasse en de profielontwikkelingsgroep. Informatie over substraten, fasen en/of varianten maakt geen deel uit van de bodemserie, maar wel van het bodemtype.

Unibodemtype: De bodemtypes van de zeepolders zijn omgezet naar de bodemclassificatie van de rest van Vlaanderen zodat alle bodemtypes volgens dezelfde bodemclassificatie worden weergegeven.

Gegeneraliseerde_legende: De gegeneraliseerde legende van de bodemkaart is een vereenvoudigde legende om de bodemkaart te visualiseren voor een groot gebied. Deze gegeneraliseerde legende bevat maar 37 legende-eenheden.

Substraat_Vlaanderen: Substraat in het gebied van Vlaanderen buiten de zeepolders. Het substraat is een onderliggende laag, waarvan de lithologische aard verschilt van die van de oppervlakkige laag (lithologische discontinuïteit).

Textuurklasse: De textuurklasse geeft de granulometrische samenstelling van de grond weer. De textuur van de bodem is een zeer belangrijke eigenschap die het vermogen van de bodem bepaalt om vocht en voedingsstoffen vast te houden en lucht en water door te laten. Zand bezit een grotere korrelgrootte (lichte gronden) dan leem en klei (zwaardere gronden).

Drainageklasse: Bij de bodemkartering werd de drainageklasse bepaald door de diepte en de intensiteit van roestverschijnselen (ook gleyverschijnselen genoemd) en/of de diepte van een reductiehorizont. Opgelet: het betreft historische waarnemingen. Door o.a. drainering of ophoging kan de actuele drainageklasse verschillen van de historische.

Profielontwikkelingsgroep: De profielontwikkelingsgroep geeft de aard en de opeenvolging van de horizonten weer en wordt bepaald door de observatie van de kleur, de structuur en de  korrelgrootte-samenstelling van de verschillende horizonten.

Fase: Sommige secundaire bodemkenmerken worden aangeduid door cijfers in het bodemtype. Die kenmerken zijn vaak van belang voor de landbouw. De betekenis van die cijfers is afhankelijk van het bodemtype en wordt weergegeven in de toelichtingsboekjes bij de bodemkaartbladen.

Variante_van_het_moedermateriaal: Nadere bepaling van het moedermateriaal (voornamelijk bij stenige gronden met een hoog gehalte aan grove bestanddelen of bij losse niet-stenige sedimenten).

Variante_van_de_profielontwikkeling: Nadere bepaling van de profielontwikkeling.

Substraat_zeepolders: Substraat inde zeepolders. Het substraat is een onderliggende laag, waarvan de lithologische aard verschilt van die van de oppervlakkige laag (lithologische discontinuïteit).

Serie: Classificatie voor de zeepolders: serie

Subserie: Classificatie voor de zeepolders: subserie

Type: Classificatie voor de zeepolders: type

Subtype: Classificatie voor de zeepolders: subtype

Eenduidige_legende: Aangepaste en aangevulde tekst uit de eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen (Van Ranst E. en Sys C. (2000))

Scan_analoge_bodemkaartblad: Scan van het analoge bodemkaartblad

Scan_toelichtingsboekje: Scan van het analoge toelichtingsboekje

Scan_bodemkaart5000: Zip van de scans van de bodemkaarten 5000 horende bij een bepaald bodemkaartblad

Scan_stippenkaart5000: Zip van de scans van de stippenkaarten 5000 horend bij een bepaald bodemkaartblad

Type_classificatie: Type van de bodemclassificatie (‘zeepolders’ of ‘rest van Vlaanderen’)

Kaartbladnr: Kaartbladnummer van de analoge bodemkaart.